Mijn lieve, oude, wijze moeder wil dood. Ze is 89 jaar, inmiddels vijf jaar weduwe en worstelt met een opeenstapeling van klachten, als gevolg van een paar beroertes en ouderdom. Stapsgewijs wordt ze gedwongen afscheid te nemen van alle dingen die haar leven zin gaven en wordt ze steeds hulpbehoevender. Maar in plaats van zich hieraan over te geven, verzet ze zich ertegen en wil ze dood. En als de dood niet snel genoeg komt, wil ze hem halen. Ik gun haar haar dood maar voel me ongemakkelijk.
In de antroposofie wordt ouderdom beschreven als de fase waarin de geest het fysieke lichaam en het leven op aarde steeds verder loslaat en terugkeert naar de ‘essentie’[1]. Een prachtig beeld, dat ik ook tegenkom in ervaringsverhalen. Zo schrijft Christiane Berkvens een paar dagen voor haar sterven in haar dagboek: “Het is net alsof ik me alvast terugtrek uit het gewone leven, alsof ik loslaat wat tot nu toe zo van belang voor me was.”[2] Ze keert inderdaad terug naar de essentie.
Thuis is het verhaal heel anders. Mijn wijze moeder, die haar kinderen leerde moeilijke dingen los te laten of ‘bij God neer te leggen’, wil niet meer. Ze vecht tegen de uitzichtloze situatie waarin ze terecht is gekomen. Elke avond hoopt ze dat ze de volgende dag niet meer wakker wordt. Ze is het leven zo ontzettend zat. Het doet mij pijn haar zo te zien worstelen. Hoe oneerlijk dat ik vorig jaar september ineens een hartstilstand kreeg. Niks geen proces van loslaten en sterven; ik was zomaar (klinisch) dood, zonder ook maar iets van pijn, verlies of aftakeling. Wat had ik haar graag die dood gegund.
Maar mijn moeder moet nog door. Haar leven is leeg en kleurloos, ondanks de kleur die wij erin proberen te brengen door haar zo vaak mogelijk te bellen en op te zoeken. Ze is alleen maar aan het wachten. “Wachten op Godot,” zegt ze, verwijzend naar het absurde verhaal van Samuel Beckett waarin een paar zwervers wachten op ene Godot die nooit zal komen. “Maar ik haal de letters o en t eraf,” voegt ze er dan lachend aan toe. Hoe mooi is dat: ze zegt niets meer te geloven maar wacht op God.
Wil ze wel wachten? Inmiddels hebben we een intakegesprek bij het Expertisecentrum Euthanasie gehad. Mijn moeders situatie blijkt aan alle wettelijke criteria voor euthanasie te voldoen en ze wil doorpakken. Maar waar ik in eerste instantie achter haar keuze stond, ben ik gaan twijfelen. In het boekje ‘Sterven. Tijd voor een ander verhaal’ las ik een parabel over een man die heel voorzichtig met een schaartje een vlinder helpt uit haar cocon te kruipen maar daarmee de vlinder onbedoeld de kans ontneemt om haar vleugels uit te slaan.[3] Het verhaal raakt me. Waar zijn we mee bezig? Gaat euthanasie het natuurlijke transformatieproces van de ziel verstoren? Ook elders lees en hoor ik dat euthanasie schadelijk kan zijn voor het overgaan van de ziel en het leven na de dood. Mijn moeder gelooft echter niet in een leven na de dood. Na de dood is er niets meer, is haar overtuiging. Ik deel die overtuiging niet maar besef dat het haar keuze is.
Hoe ga ik om met haar euthanasiewens? Op zoek naar zienswijzen die een ander licht op het vraagstuk werpen, stuitte ik op een artikel van Marianne Notschaele, regressie- en reïncarnatietherapeut.[4] Zij is ervan overtuigd dat wat voor de ene ziel geldt, voor de andere ziel niet hoeft te gelden. Wel benadrukt ze het belang van goed over het levenseinde nadenken. Hoe bewuster iemand bezig is met het naderende einde, hoe beter het leven emotioneel goed kan worden afgerond en de ziel het lichaam kan verlaten en loslaten. Nou, dat zit bij mijn moeder wel goed. Daarnaast is een voordeel van euthanasie dat het de stervende in de gelegenheid stelt om heel bewust afscheid te nemen, wat ook heel belangrijk is. Een paar geciteerde Facebookvrienden van Notschaele stellen zelfs dat een zelfgekozen dood een helende beweging kan zijn, waarmee een cyclus van machteloosheid wordt doorbroken of een trauma uit een vorig leven wordt voltooid. Deze gedachten troosten me. Ik ben blij dat ik geen oordeel hoef uit te spreken; ik weet niet welke weg mijn moeders ziel te gaan heeft. En zij heeft eerder in haar leven laten zien dat ze de weg gaat die ze ‘moet’ gaan.
Ik besluit met een liefdevol gedichtje van Toon Hermans. Het doet me beseffen dat mijn moeder allang op een bepaalde manier aan het sterven is.
Sterven doe je niet ineens
maar af en toe ’n beetje.
En alle beetjes die je stierf,
't is vreemd, maar die vergeet je is je dikwijls zelfs ontgaan
je zegt ik ben wat moe.
Maar op 'n keer dan ben je aan
je allerlaatste beetje toe.
Deze column is ook verschenen op de website van de Academie voor Geesteswetenschappen.
[1] Jan Saal, 2007. Zingeving in de laatste levensfasen. Dronten: Centrum Sociale Gezondheidszorg.
[2] Christiane Berkvens-Stevelinck, 2018. En nu ben ik aan de beurt. Spiritualiteit van het sterven.
Utrecht: KokBoekencentrum Uitgevers.
[3] Ineke Visser, 2020. Sterven. Tijd voor een ander verhaal. Rotterdam: Landelijk Expertisecentrum
Sterven.
[4] Marianne Notschaele-den Boer, 2017. Euthanasie, reïncarnatie en zielsontwikkeling. Spiegelbeeld
maart 2017: 32-36.
Comments