Bij het opruimen van mijn boekenkast kwam ik een heel oud boekje tegen. Wat verfomfaaid, de hoeken gevouwen, maar ik heb het nog: Les jeux sont faits (Nederlandse vertaling: ‘De teerling is geworpen’) van Jean Paul Sartre. Ik moet een jaar of 15, misschien 16, geweest zijn toen ik het op de middelbare school voor de Franse les moest lezen. Ik kan me niet herinneren of ik het toentertijd ook heb uitgelezen en was ook vergeten waar het over ging maar één ding stond in mijn geheugen gegrift: wanneer de twee hoofdpersonen in het begin van het boek overlijden, treden hun geesten of zielen uit hun lichamen en ‘leven’ ze door in een andere dimensie. Of eigenlijk worden de woorden ‘geest’ en ‘ziel’ niet gebruikt, ze heten gewoon ‘les morts’, ‘de doden’. Ze begeven zich onder de levenden, die hen niet zien en voelen. Hoewel ik indertijd intuïtief wist dat ik me verre moest houden van dergelijke denkbeelden – ze strookten absoluut niet met het geloof waarin ik was opgevoed – werd ik er enorm door gefascineerd. En alsof ik voelde dat er een schat in verborgen zat, nog helemaal los van Sartres existentialistische filosofie, heb ik het boekje tot op de dag van vandaag bewaard.
Ik ben opgegroeid met het idee dat de mens bestaat uit geest, ziel en lichaam. De ziel en de geest vormen samen het onzichtbare deel van de mens, waarbij de geest het lijntje naar boven vormt en de ziel ons innerlijk leven op aarde huisvest: ons verstand, wil en gevoel. Het was zo klaar als een klontje. Ik tekende het in mijn schriftje en deed m’n best om de uitingen van mijn wereldse ziel te verloochenen en de Heilige Geest uit te nodigen om door mijn geest heen Zijn werk te doen. Van levensbelang, want afhankelijk daarvan zou mijn geest na mijn dood rechtstreeks naar de hemel of naar de hel gaan.
Nu, ruim 30 jaar later, is dat plaatje niet meer zo klaar als een klontje. Ik ben heel wat filosofische en wetenschappelijke discussies tegengekomen over het al dan niet bestaan van een menselijke geest of ziel. En dan zijn de ‘believers’ het ook nog lang niet altijd met elkaar eens over waar we het dan precies over hebben. Al vanaf de oudheid hebben wijsgeren en esoterici zich gebogen over de begrippen ziel en geest en hoe die zich tot elkaar verhouden. Semantische discussies en definitiekwesties die nu niet relevant zijn. "Het gaat erom dat we inzien dat deze [mystieke, religieuze of filosofische] ervaringen uit eenzelfde bron wellen en dat die bron niet het spiegelende wateroppervlak van ons ‘ik’ is maar iets veel mysterieuzers, wat we bij gebrek aan beter ‘ziel’ hebben genoemd", laat Joke Hermsen graaf Cagliostro zeggen in haar boek De Liefde dus.
Ik ben zelf zo’n believer; heb een diep weten dat ik meer ben dan mijn driedimensionale lichaam en mijn in mijn hersenen zetelende mind en in navolging van graaf Cagliostro gebruik ik het woord ziel om dit 'meer' aan te duiden. Maar is mijn weten echt een weten of meer een verlangen? Of is het mijn onvermogen om me neer te leggen bij mijn eigen eindigheid? Een onvermogen waar de mensheid altijd al mee heeft geworsteld en dat tot een construct als de ziel heeft geleid? Eerlijk gezegd geloof ik dat niet. En al heb ik persoonlijk geen bewijzen, mijn weten wordt gestaafd door talloze opgetekende ervaringen die wijzen op het bestaan van een ons aardse leven overstijgende ziel. Hoe jammer dat ik me mijn eigen bijna-doodervaring niet kan herinneren en dus ook geen eigen beelden heb van wat er met mijn ziel gebeurd is. Ik zal het moeten doen met de ervaringen en herinneringen van anderen.
De ziel is iets ongrijpbaars en onzichtbaars maar tegelijkertijd iets heel echts, levends en wijs. We hebben geen ziel, we zijn zielen, spirituele wezens in een aards lichaam. Onze ziel is onze diepste essentie, onze spirit, onze Atman. Het is ons eigen stukje Licht, Energie of Bewustzijn in het grote kwantumveld, onze golf in de grote oceaan, onze uitloper van de Goddelijke Bron, zoals een straal van de zon, schijnbaar afgescheiden maar in wezen één.
Ik geloof dat mijn ziel een fysieke vorm heeft aangenomen om het aardse leven te mogen ervaren en daarin iets te bewerkstelligen. Maar die fysieke vorm is geen toevalligheid. Volgens mijn astroloog heeft mijn ziel zelf, al voor mijn geboorte, plaats, tijd en sociale context uitgekozen om daar te incarneren; ze heeft zelf het zielscontract van haar aardse leven getekend, zich gecommitteerd aan de eigen zielsmissie. Anderen spreken in dit verband over een ‘zielsblauwdruk’, die bij je geboorte meekrijgt. Een blauwdruk die je zelf als ziel al voor je geboorte uitkiest of misschien wel deels vormgeeft in het verlangen op aarde bepaalde dingen te leren of te bewerkstelligen.
Het lijkt een mooie mythe, een wat vergezocht fantasieverhaal, maar wat ik van de experts terugkrijg over mijn zielsthema’s klopt zo dat ik er niet omheen kan. Het vervult me met eerbied en dankbaarheid; ik voel me ten diepste gekend en gezien. En al realiseer ik me dat de multidimensionale werkelijkheid mijn verstand ver te boven gaat, ik heb een enorme honger om er meer over te weten te komen en te begrijpen. Ik ben net een Rupsje Nooitgenoeg; voor zover mijn nog altijd wat beperkte energie dat toelaat, volg ik de ene cursus na de andere en verslind ik het ene na het andere boek.
Comments